jl kantig tegenover zich krijgen te staan. Dan schuift l `
de jeugd onmerkbaar in een nieuwe Levensperiode, in 5 ï
de periode van botsing der schone mogelikheden met j ‘
T de lelike en harde zakelikheden. Nuchter en koud, _ j
ï gevoelloos~verstandig komt dan het leven met z'n '
praktise eisen. Dan hoort men een goedmoedig lachen en l ‘
spotten met idealen en gedroomde toekomstplannen.
Men zal wel spoedig anders leren.
Dit zijn de moeilike jaren voor de jeugd. Wie zal l
in deze strijd overwinnen? De dromer, de dweper, de
l idealist of de verstandige en verstandelike, nuchtere
i zaken~mens, opgaand in de weinig poëtise realiteit en
q zich aangepast hebbend aan het algemeemgangbare
en gewone?
De meesten verliezen dan hun aanvankelike idealen,
niet zozeer naar de vorm, maar in hun wezen; ze
verliezen het ideale uit het oog en uit hun leven, en
sluiten daarmee het volgroeidideale, eigen Menselike
idealiteit als de hogere eenheid van schone mogelikheid
ll en lelike zakelikheid, dat wil zeggen het geestelik leven,
buiten zich.
Dat betekent knotting van Menselik leven, stilstand _
f' in Levens~ontwikkeling.
ij In beide toch, zowel in de schone mogelikheid als
in de lelike zakelikheid, schuilt waarheid. Die moet juist
bewaard blijven, om in eenheidsgreep beide tot een ,
harmonies leven te verbinden. Niet louter leven in de
36
là
ll
de jeugd onmerkbaar in een nieuwe Levensperiode, in 5 ï
de periode van botsing der schone mogelikheden met j ‘
T de lelike en harde zakelikheden. Nuchter en koud, _ j
ï gevoelloos~verstandig komt dan het leven met z'n '
praktise eisen. Dan hoort men een goedmoedig lachen en l ‘
spotten met idealen en gedroomde toekomstplannen.
Men zal wel spoedig anders leren.
Dit zijn de moeilike jaren voor de jeugd. Wie zal l
in deze strijd overwinnen? De dromer, de dweper, de
l idealist of de verstandige en verstandelike, nuchtere
i zaken~mens, opgaand in de weinig poëtise realiteit en
q zich aangepast hebbend aan het algemeemgangbare
en gewone?
De meesten verliezen dan hun aanvankelike idealen,
niet zozeer naar de vorm, maar in hun wezen; ze
verliezen het ideale uit het oog en uit hun leven, en
sluiten daarmee het volgroeidideale, eigen Menselike
idealiteit als de hogere eenheid van schone mogelikheid
ll en lelike zakelikheid, dat wil zeggen het geestelik leven,
buiten zich.
Dat betekent knotting van Menselik leven, stilstand _
f' in Levens~ontwikkeling.
ij In beide toch, zowel in de schone mogelikheid als
in de lelike zakelikheid, schuilt waarheid. Die moet juist
bewaard blijven, om in eenheidsgreep beide tot een ,
harmonies leven te verbinden. Niet louter leven in de
36
là
ll